28-11-2020
We kwamen er vroeger heel graag, bij tante Nel en ome Klaas. Tante Nel pafte met veel plezier de hele dag mentholsigaretjes weg van het merk Belinda. Ze liet iedere peuk steevast volgen door een blaffende hoest, om dat ergens halverwege om te buigen in een kirrende lach. Ome Klaas was de altijd goed gemutste man aan haar zijde. Ik heb hem nooit op iets onvertogends kunnen betrappen. Ik moest alleen steeds uitleggen dat ik Bert-Jan was en niet mijn broer Peter. Kon hij niks aan doen. Hij had een oogaandoening, waardoor hij nagenoeg blind was. Hij werkte bij een houthandel en ik denk dat hij daar zijn tactiele gaven heeft ontwikkeld, om te voelen wat voor hout hij in de hand had: merbau, vuren, grenen, beuken. Een goede grap over zijn beperkte gezichtsvermogen kon hij trouwens best waarderen. Dat nam hem enorm voor mij in.
Goed, in de woonkamer van die oom en tante – robuust eiken bemeubeld (ik denk dat Ome Klaas eiken gewoon het lekkerst vond aanvoelen – stonden een paar voorwerpen die op mijn bijzondere interesse konden rekenen. Om te beginnen hadden ze een immense Friese staartklok, die je op de hele en halve uren het spreken zo goed als onmogelijk maakte. Maar er was ook nog een schilderij dat mij mateloos intrigeerde. In een gouden lijst hing een portret van een jochie met piekhaar dat iedereen vanonder een strooien hoedje olijk en een beetje brutaal aankeek. Was het kunst? Mwah. Vond ik het mooi? Ik vond het prachtig! Het was mooi van lelijkheid.
Een paar jaar geleden kwam ik Marijke (f.k.a. Mollie) en Klaas jr. weer tegen, de kinderen van Nel en Klaas sr. De aanleiding was een verdrietige. Hun moeder was overleden, nadat een paar jaar ervoor ook Klaas sr. al de houten pijp aan Maarten had gegeven. Tijdens de nazit van de begrafenis haalden we leuke en ontroerende herinneringen op aan onze kindertijd, waarin we heel vaak bij elkaar over de vloer kwamen. Op enig moment deed ik mijn fascinatie uit de doeken voor het schilderij van hun ouders. “Ja, je weet toch, dat zigeunerjongetje dat bij jullie in de huiskamer hing….” Marijke moest even nadenken en reageerde toen enthousiast. “Oh je bedoelt het schilderij van Jantje!” Want zo bleek het jong in Huize V. te worden genoemd. Dankzij haar scherpe geheugen kwam het kereltje uiteindelijk ook weer steeds helderder terug in het mijne.
En toen gebeurde er iets wat deze droevige dag toch echt heel bijzonder maakte. Vanuit het niets vertelde Nels dochter dat juist dat schilderij, dat een ets bleek te zijn, bij haar in de auto lag. God weet waarom. Als ik hem dan zo mooi vond, dan gaf ze hem met plezier aan mij. Tien minuten later lag Jantje bij mij achter in de kofferbak, nadat ik hem jaren verweesd had achtergelaten in de herinneringen van mijn jeugd. Het bleek om een ets te gaan uit 1940 van de Vlaamse kunstenaar Roger Hebbelinck. De titel: De Mexicaanse Jongen. Nummer 33 van 100. Op de veilingsite Catawiki, had ik de ets in 2016 voor 35 euro kunnen kopen. Maar gekregen is hij onbetaalbaar. Jantje heeft inmiddels een ereplek in mijn huis gekregen.
Oh ja: die Oom Klaas en tante Nel waren helemaal mijn oom en tante niet. Klaas en mijn vader Koos waren vanaf de lagere school BFF’s. Een jaar of vijftien later voegde Aat (van Koos) en Nel (van Klaas) zich bij de heren. En dat is tot hun aller dood altijd zo gebleven.
Mooi van lelijkheid: ***** sterren