24-02-2021
Een paar dagen geleden stap ik goedgemutst, maar met onbedekt hoofd, op de fiets naar mijn beste vriend P. De zon schijnt, de lucht is frisblauw, de eerste krokussen duiken op aan de rand van het fietspad. De temperatuur, een week ervoor nog flink in de min, is in een mum van tijd met een graad of 30 omhoog geschoten, evenals mijn humeur. Ik heb alleen de wind tegen, dus moet flink op de pedalen. Als ik vijf minuten onderweg ben, fietst mij fluitend een oudere dame voorbij. Dat vind ik te billijken, want zij blijkt in het bezit van een ebike. Maar even later word ik ook voorbijgestoken door een kauwgomkauwende puber van een jaar of 16 op weg naar de hockey. Ze hangt half over haar opoefiets heen, en kwebbelt er lustig op los tegen een vriendin aan de andere kant van het draadje dat uit haar rechteroor bungelt. Ondertussen zet ze mij zonder noemenswaardige inspanning binnen 1 minuut op een onoverbrugbare afstand. Ik probeer nog even aan te klampen, maar tevergeefs. Ik denk een woord dat begint met een G… Maar ach welnee…de zon schijnt. Vanaf de goeie kant. Dus recht in mijn bleke, ongeschoren smoelwerk. Ik knap er vanop. Op de weg naar P passeren mij nog een vijftal pedaleurs, maar ik weiger mij uit op te winden. Want.. de zon schijnt.
P. woont in een nieuwbouwwijk aan de rand van de stad. Dat is te zeggen: een oude nieuwbouwwijk. Aftakeling en verval liggen her end er op de loer, de ooit zo frisgele bakstenen zijn zo fris niet meer en de straten en de tuintjes liggen er hier en daar al bedenkelijk bij. Maar de zon schijnt! We drinken buiten koffie, met de winterjas aan. P. is opgetogen. Er blijkt na een rondje langs enkele specialisten, niets aan de hand te zijn met zijn gestel. Hij mountenbiket en tennist nog altijd. Op zijn gemak, dat wel. Want deze zomer is hij twee keer van de fiets gevallen. Ik demonstreer daarna mijn nieuwste orthopedische hulpmiddel: een carbonbeugel die de afgenomen kracht in de kuitspier van mijn rechterbeen - erfenisje van een hernia - moet compenseren. Misschien moet ik onder de carport van mijn huis ook maar alvast plek maken voor een scootmobiel, grijns ik naar P. Want het gebrek sluipt in ons leven, in dat van hem en mij. We houden de jeugd niet meer bij. Nooit meer. Maar de zon schijnt. En wij zijn goddank nog een jonge lente waard…
Met dank aan Maarten van Roozendaal: