04-07-2021
Een paar weken geleden zat ik met een paar oude mannen weer eens plaatjes te draaien in een tot zuipkeet omgebouwde loods. Met dien verstande dat we niet op een kratje bier zaten, maar gewoon op een stel oude banken, en dat er behalve Grolsch ook nog wel iets anders te krijgen was. Waarvan veel overigens met een alcoholpercentage tussen de 0 en 1 procent. De papa’s worden ouder…
We deelden als vanouds onze muzikale passies en in het licht van ons naderende einde bespraken we wat voor muziek we zouden willen horen op onze eigen begrafenis. Volstrekte onzin natuurlijk, want ik druk mijn muzikale stempel bij leven graag op anderen. Over mijn eigen muzikale graf heen regeren lijkt me iets te veel van het goede. Maar toen ik een paar dagen later tegen mijn lief zei dat ze op mijn begrafenis gewoon de muziek moest laten horen die zij leuk vond, sputterde ze heftig tegen. Nou ze kan het krijgen. Burn baby Burn (disco inferno!) lijkt me iets te voor de hand liggend als ik ten plooi val aan de vlammen – daar mag u onder het genot van de koffie en het broodje na afloop lekker op dansen. Ik houd het bij Heart and Soul van Joy Division, waarbij ik hoop dat de galmende bas en drums nog versterkt worden door het kale voorportaal van het crematorium. En dat de verzamelde cremagasten elkaar dan aanstoten en fluisteren dat ze die van Weeren eigenlijk altijd al een hele ongezellige vent vonden.
Maar eigenlijk zou ik u op mijn crematie het liefst nog een laatste keer mee willen nemen op muzikaal avontuur, zoals ik dat ook deed tijdens deze laatste platenpartij. Muziek buiten de gebaande paden. Ik heb pianist/cabaretier Mike Boddé bij Podium Witteman ooit eens perfect het verschil horen uitleggen tussen pop en klassiek via een vergelijking met een blokje om. Bij het gemiddelde popnummer sla je vanuit je huis drie keer links, of - als u dat liever doet - rechts af en je staat weer op je eigen muzikale stoep. Bij klassieke muziek dwaal je de hele buurt door. Ik raak daarbij overigens vrij snel de weg kwijt, maar dat terzijde. En bij Jazz lopen de muzikanten aan de verkeerde kant van de weg, pakken ze af en toe een rood muzikaal stoplicht mee en wurmen ze zich door de smalste straatjes en kleinste steegjes. Is het muzikaal avontuur? Nou, ik vind van niet. Zit het in de noten, de hoeveelheid akkoorden, de lengte van het nummer, het instrumentarium? Nou eigenlijk ook niet. Het gaat mij meer om de verrassing, en om het feit dat je muzikaal gezien off grid gaat.
Wat betreft het eerste - de verrassing - laat ik u graag kennis maken met Ivy Green, een stelletje muzikale snotjongens uit Hazerswoude-Dorp die eind jaren zeventig tot hun eigen verbazing ineens werden gebombardeerd tot de eerste Nederpunk band. Ze speelden vooral retestrakke rock and roll, later gelardeerd met een puntige blazerssectie. Ze debuteerden met het nummer I’m sure we’re gonna make it. Twee akkoorden, drie en een halve minuut lang. Saai? Integendeel! Ze spelen met je verwachting, want net als jij na 50 seconden het verlossende tweede akkoord verwacht, spelen ze nog ten minste 40 seconden door. En dat komt dat tweede akkoord er totaal onverwacht alsnog.
En dan het off grid gaan. Bij de meest ingewikkelde muziek, weten de muzikanten van dienst nog altijd waar ze zich bevinden in het muzikale landschap, ook al ben je als luisteraar zelf dan al lang de weg kwijt. Maar er zijn slechts weinig muzikanten die het aandurven gewoon het stuur om te gooien en de wildernis in te rijden. Daar begint de echte opwinding. Denk aan The Köln concert van jazzpianist Keith Jarrett. Je voelt aan alles: Keith neemt je mee naar noten waar hij zelf ook nog nooit is geweest, en hij kreunt er ook nog lekker bij.
Die plaat had ik voor mijn muzikale vrienden Bouk, Erik, Eric, Hans, Arie en Rob kunnen draaien, maar dat deed ik niet. Ik draaide in plaats daarvan I can’t keep from crying sometimes van Ten Years After. Het nummer begint als een verdrietige roadtrip door stoffig landschap op - stel ik mij zo voor - Highway B(lues) 66. Maar zonder dat je het in de gaten hebt, duik je onder leiding van guitarist Alvin Lee de Bluesbush in. Dieper en dieper. Ergens ver weg lonkt nog altijd de highway, maar waar? Totdat die na een bloedstollende rit zonder gordels toch weer voor je opduikt.
Na 23 minuten in de muzikale bush had ik wel zin in een cheeseburger. Helaas. Langs B66 geen MacDrive te bekennen…